Michel Seuphor ontvangt het eerste exemplar van Terrasses, zijn laatste boek

Michel Seuphor ontvangt het eerste exemplaar van Terrasses

 

   
       
   


Pascal Verbeken, Leven & werk van Michel Seuphor
| Bij het verschijnen van Terrasses, De Prentenier, Ergo Pers, 1998. Verschenen in De Standaard, 3 december 1998


   
   

INTERVIEW. 'DE AVANT-GARDE LIGT VER ACHTER ONS'

Leven & werk van Michel Seuphor
03 DECEMBER 1998 | Pascal Verbeken

De artistieke odyssee van avant-gardist Michel Seuphor omspant deze hele eeuw. Met de haven in zicht publiceerde hij op zijn achtennegentigste Terrasses , een bundel gedichten en gedachten om mee te nemen naar het volgende millennium. De man die nog de hand schudde van Van Ostaijen en met Mondriaan door Parijs dwaalde over leven en werk: ,,Ik heb dikwijls genoeg vastgesteld dat literair succes corrumpeert en je schrijverschap uiteindelijk te gronde richt.''

Het was een gesprek met hindernissen, die middag in augustus 1995. In zijn appartement bij de Parijse avenue Zola vertelde Michel Seuphor tegen een muur vol Arps, Picabia's en Mondriaans over het grillige parcours dat hij als modernist van het eerste uur had afgelegd. Helemaal aan het begin stond Guido Gezelle, die tijdens Seuphors Antwerpse collegejaren de vlam van de poëzie had ontstoken: ,,Ik hoorde Mijn hert is als een blomgewas en wist dat mijn leven nooit meer hetzelfde zou zijn.'' Daarop ondernam Seuphor enkele pogingen om Gezelle uit het hoofd te declameren, maar zijn hoorapparaat begon telkens luid piepend te protesteren bij de verzen ,,het gezang van 't korenlis en het zwepen van de wind.''

Mevrouw Seuphor, die de hele tijd naast haar man gymnastiekoefeningen had verricht, bood haar diensten aan als reparateur. In enkele seconden had ze het apparaat helemaal onklaar gemaakt zodat het interview schriftelijk moest worden voortgezet. Tot mevrouw Seuphor nog een keer tussenbeidekwam. Ze nam een klok van de wand, hield die hoog boven het hoofd en ging pontificaal op een stoel staan. Tijd om op te hoepelen. Viva Dada!

Goed drie jaar later lijkt Seuphor nog een schim van de combattieve knar die bij onze eerste ontmoeting in hartversterkende citaten grossierde. Over zijn anarchisme: ,,De literatuur is het enige dak waaronder ik heb willen wonen. Ik heb altijd het enig denkbare leven geleid. Nooit was het een spoor met wissels op nieuwe carrièrekansen, roem of zelfs maar erkenning. Op mijn twintigste ben ik van de grote weg afgestapt om me te verliezen langs kleine paden. Het maakt me niet trots, wel tevreden.'' Over Van Ostaijen die hij in café Hulstkamp aan de De Keyserlei ontmoette: ,,We lustten elkaar absoluut niet. Elke dag stapte hij om klokslag vijf uur binnen om domino te spelen met twee oudere heren. Elke dag! Begrijpt u daar iets van?'' Over de waarheid: ,,Ik hou van de waarheid. Zij is het die me het meest pijn heeft gedaan.'' Over Gezelle en hoorapparaten: ,,Zelfs de techniek is niet tegen zoveel schoonheid bestand.''

Vandaag voelt Seuphor zich ,,tenedergeslagen'', zoals hij het uitspreekt in dat aandoenlijk gepatineerde Nederlands waarmee een generatie flaminganten na de Eerste Wereldoorlog haar zelfrespect opblonk. Zijn levensgezellin is vorig jaar overleden. Sinds een week tekent en schrijft hij niet meer. De gezondheidswandelingen tot aan de straathoek zijn opgeschort.

Van Terrasses - zijn nieuwe bundel poëzie, dadaïstische jeux de mots, boeddhistische wijsheden en moralistische verhaalminiaturen - herinnert hij zich slechts langzaam dat hij hem geschreven heeft.

Met achtennegentig is Seuphors geheugen een machine die aan vermogen wint naarmate ze de jaren dieper opgraaft. Accuraat beschrijft hij de verschillende types olielampen die voor 1910 als huisverlichting gebruikt werden. Maar wat hij vanmorgen heeft gedaan, blijft hangen in een mist.

Gelukkig heeft Seuphor nooit in de tijd, maar tegen de tijd geleefd. Ook aan het eind van deze eeuw is het nog altijd 1930, het jaar waarin hij in Parijs het tijdschrift Cercle et Carré stichtte om het figuratieve surrealisme te bestrijden. Het jaar waarin hij de briljant mislukte, historische groepstentoonstelling organiseerde met abstracte schilderkunst van onder anderen Schwitters, Arp, Mondriaan, Kandinsky en Le Corbusier. In Terrasses situeert hij het hoogtepunt nog vroeger: ,,Cette question m'était posée: qu'est-ce que l'avant-garde? Et tout á coup je m'aperçois qu'elle n'est plus en avant mais loin derrière nous. Car c'est 1912-1913 (Braque, Picasso, Delaunay, Léger, Chagall, Archipenko, Mondrian, Lipschitz, Balla, Picabia, Severini). Le siècle est monté jusque lá, pour lentement rétrograder ensuite - et mieux, par lá, avec obstination, méconnaître l'essentiel.''

,,In deze passage heb ik wat overdreven,'' geeft hij toe. ,,Maar toch geloof ik niet dat de kunst zich na de jaren twintig nog vernieuwd heeft. Alles is toen gezegd en gedaan. Ik weet zeker dat deze eeuw over een paar honderd jaar zal samengevat worden als de epoque van het dadaïsme. Alle andere stromingen zijn voetnoten of in het beste geval indirecte voortzettingen van het dadaïsme. Toeval, verbeelding en, niet te vergeten, humor: daarbuiten bestaat niets wat deugt in de kunst. Ken je de uitdrukking Weiss du, Schwarz du ? Het spel om het spel, zonder enige bedoeling: daar draait het om. Daarom ook heeft politiek me nooit geïnteresseerd. Ik voel me nog altijd een anarchist, in de betekenis van iemand die alleen durft te staan en macht in alle gevallen verdacht vindt. Ni dieu, ni maître .''

Michel Seuphor (pseudoniem van Fernand Louis Berckelaers, 1901) heeft een staat van dienst waardoor je hem zwaar aangezette meningen over kunstzaken graag vergeeft. In 1921 stichtte hij met Geert Pijnenburg Het Overzicht , het kunsttijdschrift dat met de inbreng van Jozef Peeters snel afrekende met het gezapig provincialisme, en de Parijse en Berlijnse avant-garde binnenhaalde. Het laatste nummer uit 1925 vermeldt in de lijst medewerkers onder meer Tristan Tzara, Ivan en Claire Goll, Juan Gris, Marinetti en Fernand Léger. Een internationaal-modernistisch tijdschrift, dat was ook wat Van Ostaijen met Het Sienjaal van de grond had willen krijgen. Volgens Seuphor waren jaloezie en afgunst de kiem van hun jarenlange rivaliteit. ,,Van Ostaijen heeft nauwelijks een rol in mijn leven gespeeld. Toen ik hem eens de hand wou schudden, gaf hij me twee vingers. Dat was er te veel aan. Als dichter acht ik hem zeer, op menselijk vlak zie ik alleen een pretentieuze man.''

In 1925 ging Seuphor voorgoed weg uit Antwerpen. Hij had er op het jezuïetencollege Gezelle leren kennen, gemiliteerd in de radicale Vlaamse Beweging en het eerste naoorlogs flamingantisch tijdschriftDe Klauwaert uitgegeven. ,,Zelfs in het eerste nummer van Het Overzicht heb ik nog Vlaamse strijdpunten als amnestie en een Nederlandstalige universiteit verdedigd. Maar korte tijd later was dat niet meer mijn grootste zorg. Vanuit Berlijn en Parijs leek het Belgische geruzie zo lachwekkend dat ik er mijn tijd niet meer in wilde investeren. Naar Antwerpen ben ik vrijwel alleen nog teruggekeerd om er mijn moeder te bezoeken. Later heeft de stad me eens gehuldigd. Toen ik met een paar vrienden aankwam op het stadhuis bleken ze de viering domweg vergeten. Zelfs de uitnodigingen hadden ze niet verstuurd. Eigenlijk had dat me niet eens mogen verbazen.''

Seuphor figureerde in de Parijse kunstenaarsscène rond het Café du Dôme als schilder, fotograaf en schrijver. Het leverde hem een schat aan faits divers, verhalen en inzichten op die zouden leiden tot de essayistische meesterproef L'art abstrait, ses origines, ses premiers maîtres (1949), ook vandaag nog een referentiewerk in het genre. De romans en dichtbundels zijn goeddeels onvindbaar, iets waartoe Seuphor ook zelf heeft bijgedragen door te kiezen voor (al dan niet bibiofiele) Vlaamse of Franse uitgevers-geestesgenoten zoals het Gentse Ergo Pers. In 1939 stond hij even dicht bij de Prix Goncourt met de autobiografische roman Les évasions d'Olivier Trickmansholm . ,,Maar,'' beweert Seuphor, ,,het was net een zegen dat mijn uitgever zich bij het uitbreken van de oorlog heeft teruggetrokken. Ik heb dikwijls genoeg vastgesteld dat literair succes corrumpeert en je schrijverschap uiteindelijk te gronde richt. Ongetwijfeld zou het zielig met me afgelopen zijn als ik was ingehaald door het establishment. Welke vreselijke boeken had ik dan niet geschreven om toch maar te blijven meedraaien in het circus? Olivier Trickmansholm is me nog altijd dierbaar. Uiteindelijk ging het om het ene thema dat mijn leven altijd had beheerst: escapisme. Ik had afscheid genomen van Antwerpen, mijn familie, Het Overzicht , de Kerk en ten slotte zelfs van Parijs om in Zuid-Frankrijk in een bouwvallig huis van het veld te leven.''

Het enig denkbare leven was een ascetisch-religieus leven. Seuphor leest zoals een pater breviert, hij schrijft in een strenge dagindeling en brengt de rest van de tijd mediterend of slapend door - deels de invloed van Mondriaan die hij nog altijd rekent tot de weinige vrienden die hij ooit heeft gehad. In de jaren twintig schilderde Seuphor zelfs naar de filosofie en structuurprincipes van zijn voorbeeld, tot Mondriaan zelf zijn afkeuring toonde - hoe kan het anders - door te zwijgen.

Pas in 1950 vond de graficus Seuphor zijn stijl, met de geometrische ,,dessins á lacunes'', éénlijnige tekeningen waarbij het potlood niet van het papier afkomt voor ze voltooid zijn. Hij heeft er vorige week nog een paar gemaakt, maar laat ze liever niet zien. ,,Ik ben mijn vaste hand kwijt, wat ronduit een drama betekent. Tekenen is altijd een vorm van meditatie geweest. Door lange tijd telkens weer dezelfde patronen te maken, raak je los van jezelf. Tao en Zen interesseren me al sinds ik op mijn negentiende De geest van Chinavan Henri Borel ontdekte. Als humaniorastudent had ik tot dan alleen kennis van de Grieks-Romeinse erfenis, die gigantisch is, maar het contemplatieve element mist. Ze leert je niet dat naar de lucht kijken voldoende is om de dag door te komen.''

De aforismen en gedachten uit Terrasses lezen als een oosters dag- of gebedsboek. Soms blijven ze onbegrijpelijk in hun cryptische gebaldheid. Soms lezen ze als de apologie van Seuphors schrijverschap. Als een curieus anachronisme duikt een enkele keer zelfs een kort klankgedicht op: ,,Trimidiki/ swap/ trimidiki/ slowaswappa/ trimidiki/ swoup''. Kurt Schwitters leest hierboven goedkeurend mee.

,,Mijn poëzie is inderdaad nog altijd schatplichtig aan Schwitters. Begin jaren twintig heb ik lang met hem gecorrespondeerd en dat was geen vrijblijvende bezigheid. Hij dwong me na te denken over de essentie van taal, over haar ziel die los staat van elke betekenis. Dan kom je onvermijdelijk uit bij de zuivere poëzie van de woordmuziek. Zoals ik het in de inleiding van La vocation des mots(1963) samenvatte is een gedicht niets anders dan een object, het woord is klank en de dichter is een zanger. Anekdotische poëzie of poëtische belijdenissen mogen er best zijn, maar ze gaan voorbij aan de kern van de taal. En in het slechtste geval misbruiken ze de taal om banaliteiten mee te delen.''

Onwillekeurig lees je Terrasses als een epiloog, de uitgeleide van een compromisloos leven voor de kunst. Dat was ook drie jaar geleden het geval toen Seuphor net Le Bazar d'Imuïf uit had. ,,Ik zou er maar niet op gokken dat dit mijn laatste boek is,'' had hij toen gewaarschuwd. ,,Ik heb al veel boeken geschreven waarvan men beweerde dat ze mijn testament zouden zijn.'' Vandaag klinkt hij voorzichtiger. ,,Ik heb nog veel onuitgegeven werk op de plank liggen, maar voor het eerst twijfel ik of daar nog iets moet bijkomen. Het hangt ervan af hoe ik de volgende maanden doorkom, of ik mijn levenslust terugvind.''


   
   
 
     
 

 

 

     
 
   


[1] Verschenen in De Standaard, 3 december 1998 | www.standaard.be